Hans: "Zoals je nu bijvoorbeeld op universiteiten ziet gebeuren: steeds meer mensen komen op de universiteit en dus worden er allerlei ‘honours-trajecten’ gecreëerd om toch opnieuw een elite te onderscheiden."
Dylan: “Ja, en dat is dus bewust. Het is een klassenstrategie van een groep die zijn positie wil behouden. Iemand die dit mooi uitlegt is de Amerikaanse schrijver Barbara Ehrenreich. Zij laat bijvoorbeeld scherp zien hoe je vroeger maar voor een paar beroepen een diploma nodig had. Tegenwoordig is er vrijwel geen baan meer waar je zonder diploma kan starten.
Dit zijn nadrukkelijke uitsluitingsmechanismen om de klassengrenzen te bewaken. En als samenleving zijn we dit soort uitsluiting heel normaal gaan vinden. Ook het culturele kapitaal waar we het eerder over hadden valt onder die uitsluitingsmechanismen: in hoeverre weet je welke woorden je moet gebruiken en weet je welk gedrag wenselijk is.”
Tim: "En de derde manier om naar klasse te kijken?"
Dylan: “Dat is de klassieke marxistische klassendefinitie. Deze richt zich vooral op uitbuiting en gaat echt over een elite die zich verrijkt door andere mensen voor zich te laten werken. Ze kunnen geld afstropen van de salarissen van werkende mensen, enkel omdat ze bezitters zijn van het kapitaal. Omdat de middenklasse sinds de oorlog steeds verder is gegroeid, is deze strikte scheiding wat lastiger te maken. Er zijn nu namelijk heel veel mensen die een beetje bezit hebben en op hun werk bijvoorbeeld ook andere mensen aansturen.
Denkers als Erik Olin Wright hebben de marxistische klassendefinitie daarom aangescherpt met de twee andere definities die we zojuist besproken. Om iemands klasse te bepalen moet je tegenwoordig dus zowel naar de hulpbronnen kijken die iemand tot zijn beschikking heeft als naar de sociale positie die iemand heeft in de samenleving en tot welke groepen hij toegang heeft; als laatste kijk je waar iemand staat op de economische ladder en of diegene macht kan uitoefenen over anderen simpelweg vanwege zijn bezit.
Als je klasse op deze manier bekijkt wordt het meer een fijnmazige structuur waar ook de middenklasse in past.”
Tim: "We hebben het nu over de gegroeide middenklasse. Bestaat de klassieke arbeider eigenlijk nog wel?"
Dylan: “Volgens de klassieke definitie zeker. Dat is namelijk iedereen die werkt voor een loon, dus dat is ook een heel groot deel van de middenklasse.”
Hans: "Ja, dat ben ik ook."
Dylan: “Precies. Maar als je hier de sociale definitie overheen legt die we zojuist bespraken, dan zie je een scheiding ontstaan. Een arbeider – of werker zoals ik liever zeg – is echt iemand die niet alleen werkt voor een loon maar die hier ook weinig zeggenschap over heeft.”
Hans: "Dan hoor ik er ineens niet meer bij, want ik heb vrij veel autonomie in mijn werk."
Dylan: “Inderdaad. Vergelijk dat bijvoorbeeld met iemand die in een distributiecentrum werkt met een oortje in waardoor de hele tijd wordt verteld wat je moet doen. Veel werkers hebben echt heel weinig autonomie.”
Hans: "Oké, de werkende klasse bestaat dus nog wel. Maar toch is dat niet de klasse waar je boek over gaat. Waarom richt jij je op de ‘net-niet elite’?"
Dylan: “Ik was geïnspireerd door de documentaire Wit is ook een kleur van Sunny Bergman. Ik vond het zo goed hoe zij de discussie over racisme omkeerde: wat betekent het om wit te zijn? Ik wilde hetzelfde doen met klasse: wat betekent het om middenklasse of hogere middenklasse te zijn?
Je ziet een steeds groter verschil ontstaan tussen mensen die gaan studeren en de werkende klasse. Je ziet dat die eerste groep groeit: begin jaren 80 had zo’n 11 procent een hbo- of universitaire opleiding. Inmiddels is dat 37 procent. Ik noem die mensen hoofdwerkers. Mensen met een theoretische opleiding, die wel écht moeten werken voor hun geld, niet omdat ze het leuk vinden, zoals de rijken, maar omdat ze het nodig hebben.
Tegelijkertijd zijn dit ook mensen die vanuit hun werk een vorm van macht uitoefenen. Ze geven bijvoorbeeld les op de basisschool en geven schooladviezen mee. Of ze zijn arts en schrijven recepten uit. Je kunt hier heel neutraal naar kijken, maar dit zijn vormen van macht. Tegelijkertijd zijn ze zeker niet de machthebbers. Ze vormen de net-niet elite.”
Hans: "Maar waarom is het voor jou zo belangrijk die groep nadrukkelijk te analyseren? Gaat het om meer zelfinzicht, dat zij gaan zien dat ze tot een klasse behoren?"
Dylan: “Het is inderdaad wel belangrijk om een bepaald bewustzijn te hebben. Het is bijvoorbeeld wel deze klasse – waar ik zelf ook toe behoor – die de kranten volschrijft en in de media altijd aan het woord is. Er zit een bepaalde macht binnen onze klasse en het is belangrijk dat we daar een beetje antropologisch naar kijken. Wat zijn eigenlijk de normen binnen onze klasse? Welke impliciete afspraken en verwachtingen gelden er? Neem de drang om carrière te maken of het ideaal om je passie in je werk te moeten vinden. Ik ken genoeg mensen die gewoon werken voor het geld.”
Tim: "Dat herken ik heel erg. Toen ik voor het eerst een baan kreeg met allemaal hoogopgeleiden kreeg ik ineens te horen dat ik vaker ‘nee’ moest leren zeggen. Ik was daar echt door geshockt. Je moet er als afwasser niet mee aankomen om ‘nee’ te zeggen. Dat is onmogelijk. Je wordt geleefd. En dan hoor je nu ineens dat andere mensen een cursus nee-zeggen krijgen waarbij ze lekker met een coach in het bos gaan wandelen. Ik wist niet wat ik meemaakte."