Het aantal zetels komt vrijwel exact overeen met het gemiddelde over de periode 1989 tot en met 2017. Tegenover de uitschieter naar boven in het Jessejaar 2017 staat de vrije val naar vier zetels onder leiding van Jolande Sap in 2012. Kortom, hoe goed of slecht de uitslag was, hangt maar net af van de verwachtingen vooraf.
Mijn gedachten gaan terug naar de Kamerverkiezingen van 1994, de eerste die ik bewust meemaakte. Op mijn zolderkamer hingen duo-lijsttrekkers Ina Brouwer en Mohammed Rabbae toen naast het Ajax van Louis van Gaal en voor het raam pronkte de poster met de groene en rode pepers. Het werd een teleurstellende avond: GroenLinks beleefde geen doorbraak maar ging van zes naar vijf zetels. De hoop op dubbele cijfers bleef en in 1998, het jaar dat de PvdA met 45 zetels de grootste werd, scoorde Paul Rosenmöller elf zetels. Dat was pas een linkse wolk…
De echte doorbraak richting de twintig zetels leek te komen in 2002, maar de moord op Pim Fortuyn zette die verkiezingen op zijn kop. Het werden er (maar) tien. Een jaar later wist Femke Halsema met moeite de schade beperkt te houden tot een verlies van twee zetels en in 2006 ging er nog een zetel af. Het werden er weer tien in 2010, de laatste keer dat Femke Halsema de lijsttrekker was. Vervolgens werd 2012 een jaar om snel te vergeten en bereikte GroenLinks in 2017 het beste resultaat ooit. In de campagne werd gezinspeeld op meer dan twintig zetels en Jesse Klaver presenteerde zich als kandidaat-premier. Dat was, met negentien zetels minder dan verkiezingswinnaar VVD, iets te hoog gegrepen.
Kortom, wie kijkt naar de pieken maar vooral ook naar de dalen sinds GroenLinks in 1989 voor het eerst meedeed, ziet een heel gemiddeld resultaat. Maar hoe zit het dan met die groene partijen in nabije buurlanden als België (Wallonië), Luxemburg en Duitsland of in Oostenrijk en Finland, die het zoveel beter doen? Zoals de recente evaluatie van het wetenschappelijk bureau en ook verschillende analyses van Simon Otjes laten zien, is het speelveld waarin GroenLinks zich bevindt, beduidend anders dan in die landen.
De linker bovenhoek (progressief en links) zit vol met partijen, maar veel minder met kiezers. D66, de partij die qua progressiviteit vergelijkbaar is met GroenLinks, maar sociaaleconomisch duidelijker minder links, bleek een aantrekkelijk alternatief voor veel GroenLinks-stemmers uit 2017. In de net genoemde landen is er niet zo’n D66 als concurrent en is de groene partij daar ook wat minder links dan GroenLinks. Bedenk ook dat Nederland een heel lage kiesdrempel heeft, wat de entree van achtereenvolgens SP, Partij voor de Dieren en Bij1 mogelijk maakte. Het gaat niet om grote aantallen stemmen die van GroenLinks verschuiven naar deze partijen, maar bij elkaar opgeteld kan het zo twee zetels schelen. Precies het verschil tussen tien zetels (acceptabel) en acht zetels (teleurstellend).