Socialezekerheidssystemen zijn belangrijke onderdelen van het sociaal-politieke dna van Europese landen. Zij zijn afhankelijk van belastinginkomsten en dus van werkgelegenheid. In Europa is die werkgelegenheid gebouwd op macro-economische structuren die afhankelijk zijn van onttrekking elders, via een verfijnd netwerk van handelsrelaties. Het is het principe van globalisering: geen enkel land is een eiland, we zijn allemaal van elkaar afhankelijk. Onze interacties met andere landen bepalen de binnenlandse verhoudingen: bij wie de welvaart terechtkomt en hoeveel er te herverdelen valt.
Dat is een lastig gegeven voor de degrowth-beweging. Als je de dingen vanuit een nationaal perspectief bekijkt, kun je nadenken over hoe je vervuilende sectoren kunt weghalen en de beroepsbevolking naar andere sectoren kunt verplaatsen door middel van omscholing enzovoort. Maar zodra je voorbij de nationale economie kijkt en de internationale handelsbetrekkingen meeweegt, wordt de discussie een stuk moeilijker.
Een goed voorbeeld is de kwestie rond palmolie. Maleisië en Indonesië protesteerden tegen het EU-verbod op palmolie die bijdraagt aan ontbossing. Niet omdat ze tegen klimaatactie zijn, maar omdat deze maatregel het maatschappelijk evenwicht rond palmolie bedreigt.
Bij de invoering van de ontbossingswet had de EU geen rekening gehouden met de gevolgen voor toeleverende landen. Zo ontstond instabiliteit in deze landen en werd het vertrouwen in de EU geschonden. Zonder de juiste aandacht voor onze partners dreigen we sociale en economische weefsels aan te tasten die de degrowth-beweging juist wil versterken, om de veerkracht van samenlevingen tegen klimaatverstoringen te vergroten.”
Als degrowth een te grote breuk is, maar we tegelijkertijd weten dat de groeilogica vitale natuurlijke systemen vernietigt, wat is dan het vooruitzicht voor onze economieën?
“Een aantrekkelijk toekomstbeeld is dat we de economie ombuigen van extractief naar regeneratief. Dat wil zeggen dat we niet meer aan de natuur onttrekken dan zij zelf kan herstellen. Maar hier rijst de vraag of er nog wel tijd is voor herstel, nu de klimaatcrisis al zo ver gevorderd is. Natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen zijn al in beweging, we zien de verandering in de migratiepatronen van vogels.
Staat- en natievorming zijn gebaseerd op stabiele grenzen, op een vaste verdeling van natuurlijke hulpbronnen en op ingebeelde identiteiten die verbonden zijn aan grenzen. Als deze beginnen te schuiven, zal dat voor veel problemen zorgen. Hebben we nog een laatste kans hulpbronnen veilig te stellen op de plek waar ze zich nu bevinden, door herstel van de natuur? Of belanden we in een hele nieuwe situatie waarin onduidelijk is wat ‘herstel’ precies betekent?”
Heeft de oorlog in Oekraïne, en de daaropvolgende energiecrisis, het degrowth-denken relevanter gemaakt?
“De gevolgen van de oorlog hebben de aandacht voor efficiënt gebruik van hulpbronnen vergroot. Ik zou het niet ontgroeien willen noemen. Degrowth moet over meer gaan dan het bestrijden van werkloosheidscrises of het stoppen met schadelijk consumentistisch gedrag. Je kunt stellen dat hoe meer strategische autonomie Europa krijgt door investeringen in open, gedecentraliseerde en hernieuwbare energiesystemen, hoe beter af we zullen zijn. Maar de weg naar een fossielvrije toekomst is bezaaid met obstakels die het gesprek over degrowth de komende tien jaar waarschijnlijk erg moeilijk zullen maken.”