Niet alleen de monteurs worden blootgesteld aan onveilige situaties, ook de gebruikers van de zonnepanelen krijgen steeds vaker te maken met panelen die van het dak waaien of in de brand vliegen door onvakkundige installatie.
Toezicht houden is lastig, juist omdat werk door grote bedrijven steeds vaker wordt uitbesteed aan onderaannemers. Zo kan een consument zonnepanelen aankopen bij een grote energieleverancier, terwijl die leverancier uiteindelijk niet betrokken is bij het leggen van de panelen. De grote leveranciers besteden dit werk namelijk uit aan andere bedrijven die vervolgens weer zelfstandige installateurs inhuren. Binnen dit soort constructies blijkt het makkelijk om verantwoordelijkheid voor arbeidsomstandigheden af te schuiven op anderen; hierdoor kunnen de grote bedrijven buiten schot blijven.
Hier komt nog eens bij dat zonnepanelen zelf vaak ook onder slechte arbeidsomstandigheden geproduceerd worden. Het basismateriaal van zonnepanelen is polysilicium, waarvan het grootste gedeelte uit China gehaald wordt. Een groot gedeelte van de Chinese productie komt uit de provincie Xinjiang, waar de Oeigoerse minderheid tot dwangarbeid wordt verplicht, ook in zonnepanelenfabrieken.
Beter werk in de fossiele sector
De problemen in de zonne-energiesector zijn niet volledig uniek voor de sector. In de installatiebranche nam, net als in veel andere sectoren, de flexibilisering toe. Het aantal zelfstandige bouwinstallateurs groeide in 2022 met 3.400. Hoewel een toename van het aantal zelfstandige ondernemers op zichzelf niet problematisch is, waarschuwen onderzoekers, politici en vakbonden al jaren voor de effecten van doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt. Een groeiende groep zelfstandigen en flexwerkers heeft weinig zekerheid en bescherming waardoor zij extra kwetsbaar zijn voor economische schokken, en opdraaien voor risico’s die door anderen genomen worden, met groeiende ongelijkheid als gevolg.
Volgens FNV-bestuurder Bas van Weegberg is er een duidelijk contrast tussen de kwaliteit van werk in de traditionele sectoren waar de ‘oude’ fossiele economie op is gebouwd en de nieuwere sectoren in de groene economie. Industriële banen zoals bij Tata en Shell zijn, mede door jarenlang vakbondswerk, in veel opzichten goede banen. Hoewel het werk gezondheidsrisico’s met zich meebrengt, zijn de arbeidsvoorwaarden gunstig: goedbetaald, met aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarden en veel zekerheid. Daarnaast ervaren veel werknemers een sterke binding met het werk en de werkgemeenschap. Dit staat in schril contrast met de nieuwe groene sectoren, waar vakbondsvorming nog in de kinderschoenen staat en vaak onduidelijk is welke CAO van toepassing is, waardoor arbeidskosten gedrukt kunnen worden.