In Almere heb ik vorig jaar, in samenwerking met voedselkennisinstituut Flevo Campus, een prototype van de Volkskantine opgezet. De Volkskantine is een nieuwe basisvoorziening voor betaalbaar goed eten, vergelijkbaar met openbaar vervoer, sociale volkshuisvesting of de bibliotheek.

Een jaar lang draaide de Volkskantine in het centrum van Almere tussen de Burger King en KFC als stadsrestaurant waar bewoners voor snackbarprijzen een biologische maaltijd konden samenstellen uit een buffet van vijftien huisgemaakte gerechten met groente in de hoofdrol. Met de lessen van deze pilot is het plan om in 2023 twee nieuwe locaties te openen, waarbij het doel is om tot een landelijke basisvoorziening te komen.

Dit essay is niet alleen een pleidooi voor een dergelijk instituut dat aansluit bij de discussie over universal basic services, maar is ook een pleidooi om de hervorming van het voedselsysteem te benaderen als ideologisch vraagstuk. In het huidige debat gaat het vooral over beleid, aantallen en wat duurzaam of gezond is, maar dit wordt te weinig gekoppeld aan een ander soort economie. Wat ten grondslag ligt aan deze andere economie is, zo stel ik, het beginsel dat goed eten een publiek goed is.

Het essay is te kort om in te gaan op de verschillende manieren om zo’n publieke voedselsector op te zetten – van economische democratisering, municipalisatie tot publieke ondernemingen zonder winstoogmerk of een ‘voedselschap’ naar voorbeeld van het waterschap.

Maar waar het kort gezegd toe moet leiden is dat gezond en duurzaam de makkelijkste en betaalbaarste keuze wordt, regeneratieve productie beloond wordt en schadelijke producten middels wet- en regelgeving aan banden worden gelegd.

Poster van de Volkskantine

Bovenal moet het niet langer mogelijk zijn voor private partijen om waarde aan de markt te onttrekken, die moet blijven circuleren binnen de samenleving. Wat is er nodig om voorbij de linkse professionele bubbel een kritische massa eters te mobiliseren die dit mogelijk maakt?

Terwijl voedsel voor ieder mens een basisbehoefte is, is de mondiale voedselindustrie grotendeels geprivatiseerd en gecommodificeerd. Waar voor andere basisbehoeften als water, onderwijs, vervoer en energie veelal een publieke sector is opgetuigd waarmee gelijke toegang gewaarborgd wordt, is wat we eten en hoe we eten grotendeels afhankelijk van een klein aantal private corporaties en handelshuizen.

“ Ongezonde consumptie, schadelijke productie en ongelijkheid zijn inherent aan het kapitalisme ”

Voor dit agro-industrieel complex is niet het algemeen belang leidend, maar winstmaximalisatie, en daarin wordt het gefaciliteerd door transnationale handelsovereenkomsten en (inter)nationaal beleid. [1] Voor dit betoog is het van belang om te onderstrepen dat de problemen rondom ongezonde consumptie, schadelijke productie en ongelijkheden inherent zijn aan het kapitalisme.

Landbouwsubsidies en andere publieke fondsen worden afgeroomd door zaadveredelaars, grondspeculanten, kunstmest- en pesticidenbedrijven en veevoeders, waarvan een deel tot de rijkste en meest vervuilende bedrijven ter wereld behoort. [2] Het voedsel in arme wijken is ongezonder dan in rijke wijken. Voedselreclame gaat voor 80 procent over producten die buiten de Schijf van Vijf vallen – op onze driften valt immers meer te verdienen. Biologisch is duurder dan intensief geteeld voedsel.

Een halve liter energiedrank is goedkoper dan een glas verse sinaasappelsap. Niet alleen is het voor een groeiende kwetsbare klasse financieel moeilijk om gezond – laat staan duurzaam – te leven, wie dagelijks onder stress gebukt gaat door bestaansonzekerheid heeft in zijn geheel geen mentale capaciteit voor langetermijnbeslissingen of wereldproblemen.

Machtsstrijd

Het punt dat ik hier wil maken is dat de noodzakelijke collectieve omslag naar een gezond en duurzaam dieet niet gaat plaatsvinden door consumentisme. Dat wil zeggen, door het moraliseren van voedselkeuzes, door de boer een gezicht te geven of groente een verhaal, of door eerlijke prijzen waarin schadelijke ‘externaliteiten’ transparant zijn gemaakt. Het enige wat dit doet is de verantwoordelijkheid verleggen van politiek naar consument. Niet alleen is dit onrechtvaardig, het is ook ineffectief.

Zoals een sticker op het stoplicht het treffend verwoordde: ‘Ecologie zonder klassenstrijd is gewoon tuinieren.’ Was getekend, Chico Mendes, de Braziliaanse vakbondsleider en milieuactivist. Je zou het kunnen lezen als antwoord op een reclameposter in een bushokje even verderop, waarin een nieuwe plantaardige burger wordt aangeprezen met bijschrift ‘100% meatless, 100% McDonald's’. Precies dat. Je kunt als brave consument stoppen met vlees eten of groente gaan kweken in je eigen moestuin, maar zolang de heersende machtsstructuur intact blijft en de voedselindustrie haar eigen private belangen dient, zijn klimaat, volksgezondheid en gelijkheid ondergeschikt.

“ Een omslag naar een gezond dieet gaat niet plaatsvinden door het moraliseren van voedselkeuzes ”

Om die reden moet de hervorming van het voedselsysteem starten vanuit een ander vertrekpunt: goed voedsel is een publiek goed. Waarbij ‘goed’ betrekking heeft op de gezondheid van mens en planeet, en ‘publiek goed’ wil zeggen dat niemand van consumptie kan worden uitgesloten doordat zij er niet voor kunnen betalen.

Dit betekent dat gezondheid, klimaat en gelijkheid niet los van elkaar gezien worden gezien, zoals dat in de vrije markt het geval is. De stap naar een eerlijke, gezonde en leefbare wereld moet in de eerste plaats worden opgevat als machtsstrijd tussen private en publieke belangen.

Laten we die machtsstrijd eens verder uitwerken. Want de stap van privaat naar publiek is groot, ook omdat de belangen van de gevestigde agrofood-marktpartijen in alle lagen van het parlementaire stelsel verankerd zijn. Om dit te doorbreken is politiek overwicht noodzakelijk en om dat te bewerkstelligen is een kritische massa nodig die grotendeels van onderop komt.

De onderklasse. Precies de groep die het hardst door het kapitalisme wordt getroffen, die door links in de steek is gelaten, deels is afgehaakt en deels is gekaapt door rechts, dat de oorzaak van het lijden verlegt naar minderheden en migranten.

 

Foto van Volkskantine.

Willen we deze groep serieus nemen, dan kan een basisvoorziening wellicht een eerste stap zijn. Hoe precies, daar kom ik zo op terug. Eerst een aantal inzichten uit een jaar Volkskantine.

Beledigende broccoli

Wat opviel in Almere was dat een laagdrempelige basisvoorziening die betaalbare gezonde maaltijden biedt bij zowel links als rechts sympathie opwekt. Zelfs het feit dat het gehele menu plantaardig was leidde, op een enkele uitzondering na, niet tot discussie. Daarbij hielp het dat het woord plantaardig nergens viel.

In plaats van een abstracte menukaart of activistisch jargon functioneerde het buffet als vriendelijke culinaire presentatie van het eten. Van vaste gasten met boerenbontzakdoek op de rugzak, senioren met AOW-uitkering, gezinnen met jongere kinderen, jongens uit de sportschool en winkelpubliek – in gesprekken aan de kassa over het eten klonk niet alleen een gedeelde behoefte aan betaalbare gezonde opties, maar was er ook gedeelde verbazing over het feit dat een dergelijke basisvoorziening niet allang bestond.

“ Zelfs het feit dat het gehele menu plantaardig was leidde haast niet tot discussie ”

Waar de voedselbank een noodvoorziening is om acute crisis te verlichten, sociale eettafels in wijkcentra vooral gericht zijn op participatie, supermarkten op zijn best een beetje nudgen, beleid gefixeerd is op bewustwording, en leefstijlprogramma’s verantwoordelijkheid individualiseren, is de boodschap van een basisvoorziening dat gezondheid en duurzaamheid geen afgeleide zijn van leefstijl maar van samenlevingsstijl.

Die boodschap sluit aan bij de recente opschudding in het debat en het gesprek op straat. De schrijnende berichten van kinderen die zonder ontbijt naar school gaan en voedselbanken die de vraag niet meer aankunnen, zorgen voor brede verontwaardiging. Niet alleen over de ongelijkheid en armoede zelf, maar ook over de wijze waarop beleidsmakers deze problematiek benaderen en in stand houden.

Bekend is inmiddels het voorbeeld van Tim ‘S Jongers over de broccoli die door de leefstijlcoach op school wordt ingezet om kinderen ervan te overtuigen om toch vooral gezonder te eten. [3] Goedbedoelde raad die voorbij gaat aan het feit dat veel van de kinderen überhaupt niet gegeten hebben, dat een gezonde keuze niet een kwestie is van willen maar van kunnen.

Het heeft het afgelopen jaar geleid tot een zekere wake-upcall onder professionals over de eigen positie en aanpak. Beleid moet weer menswaardig zijn en door ervaringsdeskundigen gemaakt worden.

Hoe kunnen we dit momentum rondom klasse en armoede verder politiseren om de stap naar een publieke voedselsector dichterbij te brengen? In het boek Climate Change as Class War [4] beschrijft Matthew T. Huber hoe links sinds de jaren 80 is geconsolideerd tot een klasse van goedgeschoolde professionals met een modaal inkomen en prima sociaal en cultureel kapitaal, die zich vanuit deze positie steeds meer vervreemdde van de onderklasse.

De linkse agenda van bijvoorbeeld de milieubeweging of de voedselbeweging werd daardoor steeds minder gedicteerd door ideologische machtsstrijd en emancipatie, maar door technocratisch beleid gericht op het corrigeren van de falende markt, consuminderen, of door het vergroten van het maatschappelijk bewustzijn over de ernst van de klimaatcrisis.

Het strijdmiddel van de professionele klasse om de massa te bereiken zijn cijfers en aantallen: ‘Het doel van anderhalve graad raakt snel uit zicht, snelle actie is noodzakelijk’, ‘de veestapel moet gehalveerd worden’. Als feit is dit natuurlijk onmiskenbaar. Maar als boodschap aan mensen die van loonstrook naar loonstrook leven en voor wie het eind van de maand belangrijker is dan het eind van de wereld, leiden grafieken en aantallen vaker tot hoon dan tot mobilisatie.

Kookwerkplaats

Om dit te doorbreken en een kritische massa ervan te overtuigen dat vooral zijzelf een direct belang hebben bij een sociale economie op een leefbare planeet, zo stelt Huber, moet klimaatpolitiek – en in ons geval voedselpolitiek – mensen aanspreken op hun basic material interests.

Enter de Volkskantine. Een landelijke basisvoorziening die een voedzame maaltijd voor iedereen toegankelijk maakt is een maatschappijbrede aanpak die bijdraagt aan het vergroten van bestaanszekerheid én voedselrechtvaardigheid.

Van belang is daarbij dat dit een publieke plek is waar verschillende sociale groepen elkaar onder één dak tegenkomen. Net als de bibliotheek, waar je Dostojevski en Voetbal International kunt lenen maar ook terecht kunt voor je belastingaangifte en taalles.

Naast het stadsrestaurant is er onder de noemer Mealprep Café een openbare kookwerkplaats waar bewoners rond het sociaal minimum in een professionele keuken, onder begeleiding van verschillende koks in drie uur tijd een gezond weekmenu koken. Zo wordt culinaire kennis geen beledigende preventie maar levert het direct wat op en gaat iedereen voor 15 euro naar huis met vijf avondmaaltijden voor de rest van de week voor een vijfpersoonshuishouden.

Hoe worden die snackbarprijzen en dat Mealprep Café betaald, als de rekening niet volledig bij de consument wordt gelegd? Op dit moment door kunst- en vliegwerk. Door volume, door social return on investment-gelden uit het bedrijfsleven, door de vergoeding voor het begeleiden van een deel van de medewerkers naar werk, door een vrijwillige toeslag voor wie iets meer kan betalen, door fondsen en donaties.

Voor verdere stappen naar een publieke voedselsector is organisatie tussen progressieve initiatieven onderling van belang. Zo zijn er burgerinitiatieven die grond vrijkopen om tegen gebruikswaarde te verpachten aan regeneratieve boeren. In Doetinchem teelt Zorgboerderij Slangenburg jaarrond voor 250 kwetsbare gezinnen gratis groente, vanuit het principe community supporting agriculture.

Anders dan bij community supported agriculture, waarbij een groep welgestelde burgers gemeenschappelijk een boerenbedrijf ondersteunt, wordt de boer hier een maatschappelijk producent. Er wordt in verschillende Nederlandse steden gewerkt aan een coöperatieve supermarkt, naar model van La Louve in Parijs, of Park Slope in New York, bedrijven die in collectief eigendom zijn van duizenden leden. Maandelijks werkt iedere deelnemer vier uur vrijwillig in de supermarkt, waardoor personeelskosten nihil zijn en producten gemiddeld 30 procent goedkoper. Er is, kortom, beweging.

Ik hoop dat dit pleidooi een aanzet kan zijn tot een publieke voedselbeweging waarin klassenstrijd en kapitaalkritiek samengaan.

Voetnoten

1. Raj Patel heeft hier uitvoerig over geschreven. Zie bijvoorbeeld Raj Patel, Stuffed and starved: the hidden battle for the world food system, Melville House, 2012

2. Heinrich Böll Stiftung e.a., Agrifood Atlas. Facts and figures about the corporations that control what we eat, 2017

3. Tim ‘s Jongers, Beledigende broccoli, Van Gennep, 2022

4. Matthew T. Huber, Climate Change As Class War, Verso Books, 2022