Hetzelfde zouden we kunnen stellen voor neutraliteit. Iemands neutraliteit is geen natuurlijk gegeven: het beeld en begrip van neutraliteit is iets wat we met z'n allen gecreëerd hebben en constant aan het creëren zijn. Kortom, neutraliteit is ook een sociaal verschijnsel. In de gedachte van De Beauvoir: je bent niet neutraal, je wordt neutraal gemáákt. Kijkend naar de politieagent: die wordt neutraal op het moment dat die zich inklokt, diens politie-outfit aantrekt en professioneel diens werk uitvoert.
Drogreden
We maken een fout wanneer we het idee neutraliteit koppelen aan iemands uiterlijk, inclusief religieuze uitingen. Het gelijkstellen van onzichtbaarheid van religiositeit met neutraliteit is problematisch om twee redenen. Ten eerste gaat het ervan uit dat het beeld van neutraliteit dat we met z’n allen hebben gecreëerd en creëren, een beeld zonder enige religieuze uiting, alleen bereikt kan worden door individuen te laten denken en handelen vanuit een neutraal perspectief en startpunt.
Een gevolg van deze gelijkstelling is dat we concepten op verschillende niveaus, namelijk neutraliteit die we bereiken op groepsniveau en religieuze uitingen die getoond worden op individueel niveau, aan elkaar koppelen en met elkaar verwarren. We kunnen namelijk nog steeds een neutrale politie, rechterlijke macht en boa’s hebben op groepsniveau: deze instituten zijn namelijk neutraal door de functie die ze behoren uit te oefenen in de maatschappij. Degenen die deel uitmaken van deze instituten door dit werk uit te voeren worden dus, door gepaste kennis en professioneel handelen, neutraal gemaakt. En niét door het ontbreken van religieuze uitingen.
Ten tweede berust de gelijkstelling van neutraliteit en de onzichtbaarheid van religieuze uitingen op zwakke argumentatie omdat zij een drogreden bevat, namelijk de aanname dat de afwezigheid van bewijs een bewijs voor afwezigheid is. Met andere woorden: bij deze verkeerde manier van redeneren gaan we ervan uit dat wanneer we iets niet kunnen zien dat betekent dat het afwezig is.
Praktische gevolgen
We kunnen abstract filosoferen over de betekenis van woorden, maar woorden hebben natuurlijk ook een praktische betekenis. De woorden die we gebruiken om de wereld te omschrijven beïnvloeden hoe wij de wereld zien en hoe deze wereld voor ons is. Kortom, we gebruiken woorden om onze wereld vorm te geven. Feministisch filosoof Sally Haslanger stelt dat we in ons begrip van taal verder kunnen kijken dan het omschrijvende element. Haslanger probeert een dieper begrip van de concepten ras en gender te creëren door niet alleen te kijken naar hoe deze begrippen in het dagelijkse leven gebruikt worden, maar door vragen te stellen zoals: Wat is het nut van dit concept? Welk doel wordt gediend door het gebruik van een woord? En welke functie hebben bepaalde woorden in onze gebruiken en onze gesprekken?
Haslanger belicht hiermee dat woorden niet alleen een beschrijvend element maar ook een praktische en politieke dimensie hebben. Ze laat zien hoe dit werkt met haar analyse van het woord ‘vrouw’: volgens Haslanger is iemand vrouw wanneer deze persoon 1) systematisch achtergesteld wordt op economisch, politiek, sociaal of legaal vlak en 2) aangemerkt wordt als doelwit voor deze achterstelling op basis van geobserveerde of ingebeelde lichamelijke kenmerken die als bewijs worden gezien voor een vrouwelijke rol in voortplanting.