Het is al een honderd jaar oude traditie dat de wereld gespannen toekijkt welke tendens in de Amerikaanse buitenlandpolitiek de boventoon voert: internationalisme of isolationisme. De afgelopen decennia heeft het interventiebeleid een treurig hoogtepunt gekend onder president George W. Bush, waarna onder Obama en Trump het isolationisme overheerste. Onder president Biden zijn de Verenigde Staten weer bereid om een leidende rol te spelen. De Russische invasie in Oekraïne maakt het debat tussen internationalisten en isolationisten spannender dan ooit. Ook in Europa.
In Nederland heeft de Oekraïne-oorlog de stemming eveneens doen omslaan. In 2016 was het Nederlandse nee tegen het Associatieakkoord met Oekraïne een overwinning voor het isolationisme. De grote achterliggende vraag bij dit akkoord was immers: is het goed is voor de EU en voor Oekraïne om nauwer samen te werken? Het ging er niet zozeer om of het dierenwelzijn, de corruptiebestrijding of de rechtspraak in Oekraïne goed waren geregeld, maar of we bereid waren hier door middel van samenwerking verbetering in te brengen. De ‘eigen varkens eerst’-stroming won van het pleidooi om gezamenlijk stapjes vooruit te zetten. Oekraïne was niet lang daarvoor een groot stuk grondgebied kwijtgeraakt aan bezettende Russische militairen en pro-Russische opstandelingen. Bij deze door Moskou georkestreerde operatie werden per ongeluk 298 Nederlanders omgebracht, toen passagiersvlucht MH17 met een Russische Boek-raket uit de lucht werd gesloten. Het leverde Oekraïne nochtans geen sympathy vote op in Nederland. De afkeer van een conflict dat voor menigeen ver weg voelde won het van de solidariteit.