Een dag later, op Bevrijdingsdag, publiceerden het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Nationaal Comité 4 en 5 mei de lezenswaardige publicatie De stand van vrijheid. Eén van de hoofdstukken gaat over de kracht van taal. Onderzoeker Renske Krimp richt zich hierin concreet op het veranderende taalgebruik ten aanzien van Nederlands-Indië en de dekolonisatieoorlog.

Deze specifieke invalshoek raakt toevallig aan een deel van de roots van taalvirtuoos Van der Elst. Krimp schrijft: “Er klinken nieuwe geluiden en nieuwe stemmen. Een belangrijke vraag voor dit debat is welke taal we gebruiken om deze gevoelige onderwerpen aan te snijden. Want taal weerspiegelt en vormt de vrijheid die Nederlanders ervaren.”

De beschouwingen over de wijze waarop taal een realiteit construeert zijn algemeen toepasbaar. In het politiek-maatschappelijke debat over verleden, cultuur en identiteit doet taal ertoe. We kunnen leren van de wijze lessen van Krimp en Van der Elst.

“ In het politiek-maatschappelijke debat over verleden, cultuur en identiteit doet taal ertoe ”

Krimp laat zien hoe woorden zowel beperkend kunnen zijn, maar wijst ook op mogelijkheden die ontstaan als taal wordt aangepast. Van der Elst brengt dit in de praktijk met de zin “ik leerde half en half maken heel mooi”. Hiermee lijkt ze een streep te willen zetten door het woord ‘halfbloed’ – nog altijd veelgebruikt, maar met een duidelijke koloniale connotatie. Een schaars gebruikt alternatief is ‘dubbelbloed’ of simpelweg ‘gemengd’.

De boodschap om bewust met taal om te gaan, kan in het bijzonder worden gericht aan politici en beleidsmakers. Integratiebeleid dat bedoeld is om mensen meer met elkaar samen te laten leven, is bij uitstek gebaat bij een insluitend discours.

Na ophef over de Barometer Diversiteit van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) afgelopen maand, waarin universiteiten data moesten delen over het aantal ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ werknemers, kondigde het CBS aan te gaan stoppen met het gebruik van deze begrippen. Hiermee neemt het CBS alvast een aanloopje op een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat in de zomer verschijnt.

Dit rapport borduurt voort op een eerder rapport uit 2016 waarin de WRR al schreef dat de begrippen ‘allochtoon versus autochtoon’ en ‘westers versus niet-westers’ hun tijd hebben gehad.

Afgaande op de verkiezingsprogramma’s lijkt GroenLinks met de tijd mee te gaan. Het onderscheid tussen ‘westers en niet-westers’ en ‘allochtoon en autochtoon’ werd vijftien jaar geleden voor het laatst gemaakt in het programma. Daarvan is in de vier programma’s die hierop volgden niets meer terug te lezen. Het beginselprogamma uit 2008, welke formeel nog altijd dient als uitgangspunt voor het schrijven van programma’s en politieke prioriteiten, stamt duidelijk nog uit de ‘oude tijd’. Een update zou niet misstaan.