Thijs Lijster is een van de beste cultuurfilosofen van Nederland. Zijn boek De grote vlucht inwaarts (2016) stond op de shortlist van de Socratesbeker en werd bekroond met de essayprijs van de Koninklijke Academie voor Taal en Letteren. Wat we gemeen hebben is een bezinning op het neoliberalisme: de vrijemarktvariant van het kapitalisme die vanaf de tweede helft van de jaren tachtig van de vorige eeuw dominant werd.

Lijster laat mooi zien hoe deze ideologie na de bankencrisis in 2008 en het uitbreken van de pandemie in 2020 stukje bij beetje zijn glans verloor, maar bij gebrek aan een beter alternatief dominant is gebleven. Hij is het met de Italiaanse denker Antonio Gramsci eens dat we in een tijd leven waarin het oude gestorven is, maar er niets nieuws voor in de plaats is gekomen.

Omslag boek Wat we gemeen hebben van Thijs Lijster

Is er een alternatief voor het kapitalisme dat niet eindigt in méér consumptiegoederen, méér koopwaar, meer groei en continuering van neoliberale automatismen?

Gebruikmakend van een breed scala aan kritische denkers breekt Lijster een lans voor wat hij ‘commonisme’ noemt. De vrije markt, aldus Lijster, leert mensen anderen als concurrenten te zien, niet als partners in gedeelde projecten. Terwijl mensen dat soort projecten vaak als het meest zingevend ervaren.

‘Commonisme’ verwijst in Lijsters boek naar praktijken van commoning: het voornemen van mensen om natuurlijke en sociale hulpbronnen als zeeën, rivieren, bossen, een kennisdomein, een bibliotheek of verzameling van gebouwen gemeenschappelijk te beheren, in plaats van dat aan de staat of de markt over te laten.

Eigenbelang

Het Nederlandse woord voor deze vorm van zelforganisatie is meent. Meenten verwijzen van oudsher naar gedeelde bronnen waarvan iedereen gebruik kan maken zonder dat ze iemands bezit zijn.

In plaats van hetzelfde soort private welvaart en luxe als het kapitalisme te beloven, streven de aanhangers van het commonisme naar vormen van gemeenschap en beheer waarin mensen elkaar als doel en niet als middel behandelen. Dat veronderstelt een ander begrip van welvaart en luxe, in het kapitalisme geboden via welvaart en binnen het communisme geboden door de staat.

De leidende vraag in het boek is wat mensen bindt in een wereld waarin gemeenschappelijk bezit steeds meer onteigend en vernietigd wordt. Dat het kapitalisme en de meest extreme variant daarvan, het neoliberalisme, de bron van alle kwaad vormt, staat voor Lijster buiten kijf. Kapitalisme en neoliberalisme hebben ons bewustzijn gekoloniseerd. Dat betekent dat het idee van de homo economicus is veranderd van een aanname over hoe markten werken in een aanname over de natuur van de mens.

De homo economicus beschrijft volgens de neoliberale ideologie hoe wij werkelijk zijn. Het is mensen eigen dat ze niet anders kunnen denken en redeneren dan in termen van hun eigenbelang. Bestaat er dan geen algemeen belang? Jawel, maar louter als strategisch compromis dat aan hun eigenbelang denkende mensen zo nu en dan tijdens onderhandelingen weten te bereiken.

Beweren ambtenaren of politici dat ze het publieke belang dienen? Ach, dat zijn ondernemers die hun eigen toko runnen. Houden vaders en moeders van hun kinderen? Ze bedoelen dat kinderen enorme kapitaalinvesteringen zijn, die ze zo efficiënt mogelijk proberen te beheren.

Hoe krachtiger en wijdverbreider de aanname dat homo economicus de natuur van mensen beschrijft, hoe vanzelfsprekender het wordt zo veel mogelijk terreinen van het leven – de zorg, volkshuisvesting of het onderwijs – op de leest van de vrije markt te schoeien. Niet alleen is dat het efficiëntst, het is hoe mensen zichzelf en elkaar benaderen.

Het neoliberalisme begon als een in kleine kring gehuldigde ideologische overtuiging. Maar hoe succesvoller die ideologie werd, hoe minder de orde die daaruit ontstond deze ideologie nodig had voor haar voortbestaan.

Zelfs nu mensen na de nodige crises inzien dat het marktdenken niet overal toepasbaar is en ze hun samenleving anders willen inrichten, komen ze steeds weer in dezelfde groef terecht. We hebben volgens Lijster verleerd wat we ooit gemeen hadden. We hebben er de taal en de verbeelding niet voor om het anders te doen.

In het slothoofdstuk doet Lijster dan ook een beroep op de verbeelding. We hebben een nieuw ‘sterk verhaal’ nodig. Een aansprekend en hoopgevend narratief, dat mensen bindt en hen verandert van losse voor zichzelf opkomende individuen in een gemeenschap.

“ Angst creëert vijanden, hoop heeft vertrouwen nodig ”

Dat betekent op vormen van zorg en zekerheid mikken die losse individuen of gezinnen niet tegen de wereld beschermen, maar hen in staat stellen de wereld nieuwsgierig en met vertrouwen tegemoet te treden. Angst creëert vijanden: dan wordt het eigen ik, eigen volk of eigen identiteit eerst. Hoop heeft vertrouwen nodig en instituties die betrouwbaar hun werk doen.

Dat vereist volgens Lijster een andere conceptie van welvaart, verdeling en groei. Niet de ondernemingsgewijze productie van steeds meer goederen en diensten, waarvan je als particuliere bezitter anderen kunt uitsluiten, maar het gezamenlijk voortbrengen van goederen en diensten die anderen als medebeheerders insluiten.

Door het gemeenschappelijk beheren en beschermen van bronnen in plaats van het passief consumeren, ontwikkelen de leden van de commons diepere banden met elkaar en hun bezittingen. Zo ontstaat een gemeenschap van burgers in plaats van consumenten.

Tribalisme en eerzucht

Gemeenschappelijke bronnen beheren betekent volgens Lijster andere regels, waarden en tradities ontwikkelen. Het betekent, in sommige gevallen, dat mensen zich hechter verbinden met de omgeving waarin ze leven. Het betekent een nieuwe vormgeving van de overheid om aan de behoeften van gemeenschappen te voldoen, niet aan die van bedrijven.

Concreter betekent het heel veel zelf uitvinden, vaak jarenlang zoeken naar financiering en stap voor stap de vorm van zelforganisatie vinden die past. Als dat lukt, kan de heropleving van het gemeengoed inderdaad een tegengewicht vormen tegen de vervreemdende krachten die (de neoliberale variant van) het kapitalisme gegenereerd heeft.

De meent is, kortom, een prachtig ideaal. Maar Lijster zegt bedroevend weinig over hoe we daar komen. Daarvoor had hij een scherper onderscheid moeten aanbrengen tussen hoe mensen zijn en hoe ze door het kapitalisme gemaakt zijn. Lang voor de neoliberale vereenzelviging van de mens met de homo economicus worstelden meenten met tribalisme, eerzucht en kortzichtigheid, met meelopers, profiteurs en parasieten, met de neiging van mensen te kiezen voor wat smart for one but stupid for all is.

Dergelijke kortzichtigheden zijn van alle tijden. Meenten moeten aan hele specifieke voorwaarden voldoen om tegen dit soort menselijke gebreken bestand te zijn, en het vertrouwen van hun leden niet te beschadigen.

“ Wanneer het kapitalisme verdwijnt, verdwijnt de menselijke kortzichtigheid niet gelijk ”

Je moet het goede met het kwade nemen. Het kapitalisme kan verdwijnen, maar daarmee verdwijnen die menselijke kortzichtigheden nog niet. De grootste fout van neoliberalen is dat ze de mens te klein maken en vergeten zijn dat mensen behalve kortzichtige ook genereuze, graag met elkaar samenwerkende en om rechtvaardigheid gevende wezens zijn. En dat zulke vermogens wegkwijnen als je ze niet regelmatig aanspreekt. Meenten spreken mensen direct op die vaardigheden aan en bevorderen die. Ze laten zien dat het goede veel meer omvat dat wat in ieders eigen belang is.

Maar om daarin succesvol te zijn en het goede in mensen daadwerkelijk een kans te geven, zullen we sterker moeten beseffen dat mensen, om met de filosoof Kant te spreken, uit ‘kromhout’ gemaakt zijn. Ook na het kapitalisme betekent dat het goede met het kwade nemen.

Thijs Lijster, Wat we gemeen hebben – Een filosofie van de meenten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2022