"Gek", merkte de Franse antropoloog Claude Lévi-Strauss in 2002 op nadat hij hoorde dat Michel Houellebecq door vier moslimorganisaties voor het gerecht was gedaagd omdat hij de islam een klotegodsdienst had genoemd die sinds haar ontstaan een gevaar voor de mensheid vormde. “Dat schreef ik vijftig jaar geleden ook al en toen kraaide er geen haantje naar.” We zijn inderdaad een stuk gevoeliger geworden wat zulke zaken betreft, schrijft Koen Lemmens, hoogleraar publiekrecht aan de KU Leuven, in zijn nieuwe essaybundel, maar of dat een stap vooruit is valt nog maar te bezien.

Het wankele recht van sprekers

Het centrale thema van de bundel is de huidige positie van de vrije meningsuiting. Traditioneel wordt die met woord en daad verdedigd omdat men meent dat ze de democratie en de persoonlijke ontwikkeling stimuleert en de botsing van ideeën alleen maar verlichting kan brengen. Maar ze stelt ons natuurlijk ook in staat mensen te beledigen. Wanneer wordt mijn vrijheid jouw gevangenis, is daarbij de hamvraag.

Net zoals in zijn vorige bundel, De dwaling van de beeldenstormer (2021), betoont Lemmens zich in zijn nieuwe boek een gematigde liberaal die zijn standpunten op rationele en overtuigende wijze uiteenzet. Dat journalisten over de gezondheid van een politicus schrijven moet kunnen, omdat die een publieke functie uitoefent en de kiezer het recht heeft te weten of hij het einde van zijn volgende termijn zal halen, terwijl ze dat over een actrice niet moeten kunnen omdat dit een inbreuk is op haar privéleven. Kun je met alles en iedereen lachen? Lemmens is geneigd te denken van wel, zolang dat in privékring gebeurt en het slachtoffer er niet bij is. In je huiskamer mag je zeggen wat je wil, schrijft hij, anders eindig je in de DDR.

En we moeten opletten met het ingrijpen in teksten van Dante of Roald Dahl, waarschuwt hij nog, want voor je het weet zijn de pastoors terug, zij het in een andere gedaante.

Koen Lemmens, Het wankele recht van spreken, Lannoo, 2023