Het onder ogen zien van verzwegen historische trauma’s speelt een centrale rol in hedendaagse discussies over racisme, dictaturen en systemische onrechtvaardigheden. Of het nu gaat om de erfenis van het kolonialisme van het Westen of het geweld van militaire dictaturen in Latijns-Amerika; het weigeren om het verleden te erkennen kan diepgaande gevolgen hebben. Branigan laat in Rood geheugen zien hoe collectief geheugenverlies kan fungeren als politiek wapen.

Toen ze in 2008 in Peking neerstreek als correspondent, ontdekte Branigan een land dat nog altijd getekend was door de Culturele Revolutie. Onder een officiële stilte sluimert de pijn voort. Haar missie is om de vergeten verhalen van deze donkere periode bloot te leggen.

De Culturele Revolutie (1966-1976), geïnitieerd door Mao Zedong om ‘burgerlijke’ invloeden uit te roeien, was een geweldsgolf. Buren keerden zich tegen elkaar voor zoiets eenvoudigs als het planten van bloemen in hun tuin. Branigan beschrijft gruwelijke scènes van mensen die levend werden begraven door hun naasten en zelfs gevallen van kannibalisme, waarbij ‘klassenvijanden’ werden opgegeten door partijfunctionarissen.

Tania Branigan - Rood geheugen

Het kan afschuw oproepen dat sommige mensen in Rood geheugen zichzelf proberen af te schilderen als slachtoffers van de tijdgeest. Maar sommige moordenaars waren zelfs nog kinderen. Branigans portretten en gesprekken zijn genuanceerd en menselijk. Soms, zoals wanneer zebMao-imitators ontmoet, zijn ze zelfs hilarisch, maar de tragedie overheerst. 

Neem de voormalige Rode Gardisten – de paramilitaire organisatie die door Mao werd gemobiliseerd en leraren verdronk in kokend water of ze doodsloeg. Een advocaat neemt Branigan mee naar het graf van zijn moeder en vertelt hoe hij samen met zijn vader haar aangaf omdat ze Mao bekritiseerde – in de volle wetenschap van de doodstraf die haar te wachten stond. Hij voelt nu spijt, maar probeert de schuld toch af te schuiven. Zijn moeder, zei hij, had enige verantwoordelijkheid voor wat haar overkwam, omdat ze ‘ons niet had verteld dat je als persoon onafhankelijk moet denken.

Het is belangrijk te begrijpen hoe gecompliceerd deze tijd was, maar ook hoe vervormd de herinneringen van mensen zijn geworden doordat ze constant gedwongen werden zichzelf en hun gedachten te censureren. Branigan bezoekt het Nationaal Museum in Peking, waar de geschiedenis van de mobiele telefoon meer ruimte krijgt dan het hoekje dat de Culturele Revolutie behandelt. Daarentegen zijn er wel restaurants die de revolutie tot nostalgische kitsch verheffen. Deze nationale vorm van verdringing herinnert aan wat Duitsland doorstond na de Holocaust. Maar waar Duitsland zich na veel pijn en zelfreflectie heeft geconfronteerd met zijn verleden, blijft China het trauma van miljoenen mensen ontkennen.

Het is deze ontkenning die, volgens Branigan, onder president Xi Jinping een nieuwe dimensie heeft gekregen. Terwijl Xi zichzelf neerzet als het symbool van China’s wedergeboorte, ontwikkelt het land zich steeds meer tot een controlestaat waarin dissidentie geen ruimte krijgt en buitenlandse bedreigingen centraal staan in het nationalistische narratief.

Rood geheugen laat een verontrustend beeld zien van een natie die haar geschiedenis herschrijft ten dienste van de macht. Waar autoritaire regimes de controle over de geschiedenis blijven aanscherpen, komt Branigans boek als een krachtig pleidooi voor het belang van herinnering. Het vergeten van het verleden is nooit onschuldig – het is een keuze, en vaak een gevaarlijke.