Het is in deze tijd slim om de nadruk in je leven te leggen op immateriële groei. Als Nederland economisch stilstaat, kunnen we in leren, schoonheid en omgangsvormen onze toekomstige aspiraties zoeken. Ik geef het maar even door, zodat we er alvast aan kunnen wennen.
De afgelopen vijftig jaar hebben we gespeeld met olie en met spullen. We hebben daarvan genoten, het heeft de verveling verdreven. Maar nu is de consumptiemaatschappij onze laatste horizon geworden.
In veel landen is een heroriëntatie van de economie gaande naar wat echt van waarde is. Het is tijd dat Nederland ook de koers verlegt naar de 'gelukseconomie'. Michiel Hobbelt: 'In deze postmodernistische tijd wordt er een eenzijdige nadruk op materie en het ik gelegd.'
We zijn vrijer dan ooit. Dat lijkt mooi, maar er zitten ook grote keerzijden aan. Volgens Avner Offer moeten we onze keuzemogelijkheden aan banden leggen om een beter leven te leiden.
Volgens Avner Offer komt er een eind aan het tijdperk van hoge economische groei. Hoe kunnen we hier mee omgaan? Volgens Offer zijn er twee opties: 'pull apart' of 'hang together.'
De Britten zijn van hun schrik bekomen en hebben hun kapotte ruiten en rolluiken weer gerepareerd. Maar zij (en wij) begrijpen nog steeds niet veel van de ongehoorde rellen in hun land. Ontluisterend was dat pogingen tot verklaring meteen in het tweepartijenstelsel werden gespiegeld en voorspelbaar werden gepolitiseerd. Waarom blijft het zo moeilijk om een evenwichtige analyse te bereiken, waarin geen voorrang wordt gegeven aan ofwel sociaaleconomische ofwel aan culturele, morele en persoonlijke factoren?
Achteraf gezien is het wonderlijk dat de crisis zo lang op zich liet wachten met een economie die slecht gedrag stimuleert: waarom zou een lampenfabrikant goede lampen maken? Die gaan lang mee en dan verkoopt hij minder lampen. Waarom zou een smartphonemaker mobieltjes verkopen waar de opladers van andere smartphones op passen? Dan verkoopt hij minder opladers. De huidige economie beloont bedrijven voor het maken van slechte producten en straft hen die goede producten maken.
Eerlijke handel zou meer moeten zijn dan ‘stemmen’ als consument voor producten zonder uitbuiting. De nadruk op consumentensoevereiniteit is een vorm van economisme.
Globaliserende voedselmarkten staan ter discussie in zowel de academische als de politieke wereld. Echter, de studies naar en berichtgeving over effecten van deze toenemende wereldwijde handel zijn tot op heden eenzijdig gefixeerd op de implicaties voor de zogenaamde 'westerse landen' en de producenten in zowel westerse als ontwikkelingslanden.
Veel producten die we kopen worden onder onacceptabele omstandigheden gemaakt. De vraag is of deze kwestie ons als consumenten aangaat. Een pleidooi voor de individuele benadering.