Eind vorig jaar stond de brandende Amazone op de voorpagina’s. Deze branden houden niet alleen direct verband met klimaatverandering, maar ook met internationale handel.
Hoe redden we de planeet en verkleinen we tegelijkertijd de wereldwijde ongelijkheid? Hoe leggen we de lasten van de energietransitie bij de grootste vervuilers? Een actieplan voor een rechtvaardig internationaal klimaatbeleid.
Overal worden Green New Deal-plannen gemaakt. Als antwoord op zowel de klimaatcrisis als op sociale ongelijkheid. Maar de verschillen zijn groot. Veel plannen zijn niet meer dan losse maatregelen. Terwijl een Green New Deal die ons op lange termijn welvarend houdt, gebaseerd moet zijn op vier grote systemische transities.
Als ik in de stad mensen zie lopen met in beide handen enorme tassen van de Primark, bekruipt mij een machteloze kwaadheid. In plaats van ze toe te schreeuwen: ‘doe dat nou níet’, loop ik gegeneerd verder. Ik voel me een anachronistische activist, die niet begrijpt dat er mensen zijn die iedere week iets nieuws willen kopen en dragen, als uitdrukking van onze vrijheid - bijna als mensenrecht. Zelfonderzoek leert dat ik nog gevormd ben door de gedachte dat kleding een gebruiksartikel is en geen verbruiksartikel.
Welke rol speelt het individu bij het tegengaan van klimaatverandering? Die vraag besprak Petra van der Kooij, oud-medewerker van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks, met dertien experts en pioniers: van een filosoof tot een permaculturist, van een directeur van een groot distributiebedrijf in biologische groente en fruit tot een klimaatstaker.
Premier Rutte was overduidelijk trots toen hij in september tijdens de VN-klimaatweek in New York vertelde dat Nederland maar liefst 600 miljoen euro uitgeeft aan het tegengaan van klimaatverandering. Deze blijde boodschap ging gepaard met een dringende oproep aan andere landen om zich net zo voorbeeldig te gedragen als Nederland, dat als ‘kleine speler’ in zijn eentje geen verschil kan maken. Voor het gemak liet Rutte maar achterwege dat zijn regering meer dan het dubbele, namelijk 1,5 miljard, uitgeeft aan het ondersteunen van bedrijven die wereldwijd geld verdienen in de fossiele industrie.
De verleidelijke modewereld kent een paar onprettige bijkomstigheden. Zo is de textielindustrie een van de grootste vervuilers ter wereld. Enorme hoeveelheden goedkope kleren worden tegen hoge milieu- en ethische kosten geproduceerd. En dat met een snelheid die in nog geen vijftien jaar is verdubbeld. Het productiemodel, dat uitgaat van ’nemen, maken, weggooien’ is rijp voor een transformatie. Zijn we in 2049 klaar voor een circulaire textieleconomie?
Als bedrijven blijven investeren in het ontginnen van olievelden, kolencentrales of ontbossing, weten we zeker dat we de klimaatdoelen bij lange na niet gaan halen. Europese regels om duurzame investeringen af te dwingen, zijn dan ook hard nodig. Deze regels moeten niet alleen alle investeringen langs een duurzaamheidsmeetlat leggen, maar ook in kaart brengen met welke investeringen we direct moeten stoppen. Helaas staan gevestigde belangen echte maatregelen tot nu toe in de weg.
Wittere wolken, spiegels in de ruimte, kunstmatig aangelegde bossen, fabrieken die CO2 uit de lucht trekken. Technieken om het klimaat te manipuleren en daarmee klimaatschade te beperken, winnen aan populariteit maar roepen tal van politieke vragen op. Want wie bepaalt of, hoe en waar de mens mag sleutelen aan het klimaat? En wie is verantwoordelijk voor de gevolgen?
Zonder een actief investerende overheid gaan we de huidige problemen niet oplossen, of het nou om de klimaatcrisis, groeiende ongelijkheid of de energietransitie gaat. Dat zegt Mariana Mazzucato, gevierd econoom en adviseur van zo’n beetje iedere politicus die ertoe doet.